Recent nieuws
Interview Joris Vanvinckenroye
Hoe ben je muzikant geworden?
Ik ben opgegroeid in een muzikaal gezin waarbij ik mijn eerste muzieklessen kreeg van mijn ouders. Zij vulden dit zeer creatief in. Spelplezier primeerde. Uiteindelijk besliste ik op mijn 15de toch om te starten met muziekschool. Een jaar later mocht ik dan eindelijk beginnen met contrabas. Na 3 maanden oefenen, speelde ik reeds mijn eerste concertje met mijn broers. Wat ik me nog herinner van die avond, is naast veel zenuwen vooraf, ook een enorme voldoening achteraf. Na dat eerste optreden ging het snel. Ik was zeer gemotiveerd om bij te leren en werkte op enkele jaren toe naar mijn studies aan het conservatorium. De combinatie muziekschool en daarna conservatorium samen met het creëren van nieuwe muziek in een groep, de vele optredens en de organisatie ervan hebben mij gevormd tot wie ik nu ben als muzikant.
Wat heeft tot de keuze voor de contrabas geleid? Zijn er nog andere instrumenten die je speelt of wilt spelen?
Ik denk dat de keuze voor de contrabas te maken had met mijn persoonlijkheid. Ik ben altijd eerder introvert geweest, ik viel niet op en vroeg nooit veel aandacht als kind. Ik denk dat dit onbewust heeft meegespeeld in de keuze voor een groot instrument waar je niet omheen kan. Ik beschouw de contrabas momenteel als mijn hoofdinstrument. Daarnaast heb ik vaak mijn stem gebruikt binnen Troissoeur, maar ik noem me zeker geen goede zanger. Sinds 1 jaar speel ik viola da gamba. Dit instrument ligt me wel en ik hoop het binnen enkele jaren in te zetten in een nieuw muzikaal project. Naast het bespelen van fysieke instrumenten beschouw ik het goed gebruik van live elektronica ook zoals het beheersen van een instrument. Ik zie nog heel wat mogelijkheden in de combinatie van oude klassieke instrumenten met elektronica.
Behalve artiest ben je ook de artistiek leider van Cluster. Hoe is Cluster tot stand gekomen? Vanuit welke nood is dit collectief gegroeid?
Tijdens de jarenlange ervaring binnen muziekgroepen, kwamen we heel vaak uit op een punt waarbij we na enkele jaren moeilijk verder konden groeien of professionaliseren door een gebrek aan omkadering, management en zakelijke ondersteuning. Bovendien is er een grote noodzaak tot samenwerking binnen de sector om de uitdagingen van vandaag aan te gaan.
Sinds 2014 bouwen we met Cluster aan een organisatie die systematisch alle aspecten aanpakt en kansen creëert voor nieuwe muziek die niet echt in een bestaande categorie thuishoort en daardoor extra kwetsbaar is en naar mijn mening bijzonder relevant is voor een divers muzieklandschap.
We hebben in België een rijk en goed bevolkt muzieklandschap. Sommige muzikanten worstelen met de vraag wat zij hier nog aan bij kunnen dragen. Waaruit haal jij voldoening in het muzikant zijn en het in de wereld zetten van je eigen muziek?
Wanneer je na een optreden voelt dat alle parameters goed zaten en het publiek helemaal mee was in het muzikaal verhaal dan geeft het een bijzondere vorm van voldoening. Je weet dan dat je met iets uniek bezig bent dat veel kan betekenen voor de mensen. Verder haal ik ook veel voldoening uit het schrijven van nieuwe muziek en het opnemen van albums. Dit laatste vormt het sluitstuk van een lang creatief proces.
Wat maakt de muziek die je hebt geschreven voor groepen zoals Aranis en Basta echte ‘Joris Vanvinckenroye’-muziek? Kan je zeggen dat je je eigen stem gevonden hebt of is deze zoektocht nog steeds gaande?
Ik kan wel zeggen dat mijn stijl herkenbaar is. Ik denk dat degenen die mijn eerste werken vergelijken met mijn huidige projecten nog steeds dezelfde drive of energie herkennen. Dat heeft uiteraard te maken met enkele rationele elementen zoals het gebruik van akoestische instrumenten als basis, vaak met een ritmische drive. Maar wat precies mijn eigen stempel bepaalt, kan ik zelf moeilijk uitleggen. Elk nieuw muziekstuk moet een nieuw verhaal op zich worden en dat zorgt altijd weer voor een nieuwe uitdaging.
Waar komt je inspiratie vandaan? Weet je op voorhand welke verhaal je wilt vertellen of groeit het verhaal samen met de muziek? Is het de bedoeling dat het publiek dit verhaal ook letterlijk mee krijgt?
Hoe een muziekstuk tot stand komt is moeilijk uit te leggen. Ten eerste heeft het te maken met mezelf openstellen of tijd kunnen maken om nieuwe ideeën te zoeken en te ontwikkelen. Het creatieproces kent meestal een grillig verloop. Slechts een klein deel van het verzamelde materiaal geraakt ook effectief uitgewerkt. Het duurt meestal enkele maanden voordat een nieuw werk van 4 tot 10 minuten volledig af is. Ik kan per jaar ongeveer 60 minuten nieuwe muziek schrijven. Maar die frequentie aanhouden is niet altijd evident. Ik moet genoeg tijd kunnen nemen om de muziek te laten ontwikkelen.
Instrumentale muziek is in wezen een abstracte kunstvorm. En daarom moeilijk in een woordelijk verhaal te gieten. Het is echter essentieel dat er op de één of andere manier een verhaal wordt verteld. De zoektocht bestaat erin om een muzikale spanningsboog te creëren waarbij de luisteraar op het puntje van zijn stoel blijft zitten. Bij het begin van een creatie weet ik nooit welk verhaal er uiteindelijk zal geschreven worden. Dat groeit dus samen met de muziek. Hoe de luisteraar hiermee omgaat is ook omwille van het abstracte gegeven volledig vrij. Het verhaal is eerder een emotie of een gevoel. Ooit zei iemand na een optreden dat die tijdens het concert niet wist of die nu moest huilen of lachen. Dat was één van de mooiste complimenten die ik ooit heb gekregen.
Met BASta! sta je vaak alleen op het podium. Hoe anders is dat dan optreden met een groep?
Alleen optreden gaf me zeker in het begin bijzonder veel stress. Je moet het helemaal alleen dragen en als er iets misloopt moet je het alleen oplossen. Maar als je dan merkt dat je de zaal volledig mee hebt dan geeft het ook extra veel voldoening. Als ik met een groep speel is mijn functie als muzikant heel verschillend. Mijn hoofdtaak is dan om het geheel te dragen en solisten of melodieën te ondersteunen. Zeker geen gemakkelijke taak. Ik heb gemerkt dat deze rol wel beter past bij mijn persoonlijkheid.
Je bent als muzikant ook actief in theaterproducties. Is dat anders werken? Wat kunnen de muziek- en theaterwereld nog van elkaar leren?
De rol van een muzikant is heel verschillend binnen een theatercontext. Je weet dat je een belangrijke bijdrage kan leveren maar de aandacht gaat in de eerste plaats naar het libretto of inhoud van het theaterwerk. Mijn muziek is niet echt geschikt als begeleidingsmuziek dus tijdens een creatieproces is het soms heel erg zoeken om de muziek een volwaardige plaats te geven binnen het geheel. Wat mij vooral is opgevallen is dat er binnen theater veel meer tijd wordt genomen om samen te creëren. Iets wat ik binnen muziek echt wel mis. Hier wordt er nog vaak uitgegaan van een componist die alles bedenkt en uitschrijft en de muzikanten die alles instuderen en reeds na enkele repetities een concert of concertreeks brengen. Binnen de groepen waarin ik actief ben, probeer ik ook meer dan gebruikelijk de tijd te nemen om een programma te ontwikkelen en iedereen zoveel mogelijk te betrekken in het hele proces. Anderzijds kunnen veel theatermensen wel iets leren van de efficiëntie van muzikanten.
Kan je ons je favoriete anekdote uit je leven als muzikant vertellen?
Toen ik vaak in het Verenigd Koninkrijk moest zijn voor optredens met Retina Dance Company tussen 2009 en 2011, moest ik regelmatig de Eurostar nemen met mijn contrabas. Al snel had ik door dat men nogal willekeurig omging met extra vergoedingen voor die contrabas. Soms moest ik bijbetalen maar het bedrag verschilde vaak, soms moest ik helemaal niets bijbetalen. Ik begon er een uitdaging in te zien om zo ongemerkt mogelijk met contrabas door de checkpoints te geraken. Ik kan me redelijk onzichtbaar maken, met contrabas is dat uiteraard een stuk moeilijker, maar zelfs dan slaagde ik erin om 9 keer op 10 te passeren zonder dat iemand mij had opgemerkt. Wat ik me ook nog herinner van die voorstellingen in de VK zijn de vaak zeer kleine hotelkamers waar zelfs geen ruimte over was om mijn bas neer te leggen. Gevolg: het bed delen met mijn contrabas. Je moet er iets voor over hebben.
Welk concert, als muzikant of publiek, is je het meest bijgebleven?
Ik heb ondertussen meer dan 2000 concerten of voorstellingen gespeeld. Hiervan zijn er enkele die me altijd zullen bijblijven: Troissoeur in Taiwan in 2001, Aranis op het Gouveia Art Rock festival in Portugal in 2008, BASta! op de museumnacht in Ename in 2010, Aranis op Nearfest in de VS in 2012. Tijdens deze concerten had ik het gevoel dat de muziek het publiek volledig verraste en ze helemaal mee waren met het muzikale verhaal.
Wat zijn je toekomstplannen?
Ik werk aan enkele nieuwe programma’s samen met Flairck, een groep met een lang verleden waarvoor we momenteel op zoek zijn naar een nieuwe naam. Er zijn ook plannen met de groep Troissoeur. In 2020 speelden we een eenmalige reünie tournée die door de uitgestelde concerten nog steeds niet is afgewerkt. We zijn reeds begonnen aan het uitwerken van nieuwe muziek. Momenteel werken we met Flairck & Troissoeur aan een concertprogramma met extra gastmuzikanten dat we in december ‘22 in het Royal Operahouse Muscat in Oman zullen brengen. Verder volgen er nog voorstellingen van Rode Boom (zowel ‘Ongekende Evidenties waarmee we ondertussen meer dan 500 keer hebben gespeeld en de nieuwe voorstelling ‘Realiteiten’ die in oktober 2021 in première is gegaan). Ik zal ook meedoen aan de voorstelling ‘Home XXL’ van De Nieuwe Bazaar ism Kunst Z die deze zomer in première gaat.
Stel een lijst samen van 5 nummers die je inspireren
Ikarus – Caliph
DAAU – My Goodness! Poetry
Nik Bärtsch – Modul 29_14
Gösta Berlings Saga – Kontrast
Renaud Garcia-Fons – Oriental bass